Oorspronkelijke tekst (Engels): Journal of Communication Inquiry, 16 september 2011
door Franco Berardi
Franco Berardi (ook bekend als Bifo) is schrijver, mediatheoreticus en media-activist. Hij werd beschuldigd van deelname aan militante acties en werd in 1969 en 1972 gevangen gezet. In 1970 publiceerde hij Contro il lavoro (Feltrinelli), een klein boekje waarin hij de libertaire filosofie van de weigering van werk uiteenzette en zich uitsprak tegen de leninistische ideologie. Hij richtte het tijdschrift A/traverso op (1975-1981), maakte deel uit van de staf van Radio Alice, het eerste vrije piratenradiostation in Italië (1976-1978), en was medeoprichter van het e-zine rekombinant.org en van het Telestreet-netwerk. Zijn jongste boek, Desertie, verschijnt in april bij Starfish Books.
De boeken van Michel Hardt en Toni Negri uit het eerste decennium van deze eeuw kunnen worden gedefinieerd als een trilogie, en het getal drie is betekenisvol voor degenen die de geschiedenis van de moderne filosofie kennen. Deze trilogie is een meesterzet geweest vanuit het oogpunt van politieke actie en strategie. De auteurs hebben het voor elkaar gekregen om een soort herdefiniëring van het theoretische veld van de hedendaagse filosofie te bewerkstelligen, door de relatie tussen sociale communicatie, subjectiviteit en mondiale macht te herdefiniëren, en zijn erin geslaagd om de perceptie van het politieke raamwerk te veranderen na de enorme transformaties als gevolg van de val van het Sovjetsysteem, het ontstaan van internet en de mondialisering van de kapitalistische economie. Dankzij de conceptualisering die ze in deze drie boeken hebben geproduceerd, hebben Hardt en Negri de ruimte van kritisch en dissident gedachtegoed aan een herwaardering onderworpen, terwijl ze de historische legitimiteit van rebellie op nieuwe grondslagen herbevestigen en ze de sociale autonomie in een totaal nieuw perspectief plaatsen.
Als je denkt aan de gevolgen van de val van het Sovjetimperium voor de cultuur, de filosofie en de politieke verbeelding, als je denkt aan de triomf van de neoliberale ideologie in de nasleep van de omwenteling van 1989, zul je begrijpen hoe belangrijk de herbevestiging van het conflictueuze bestaan van de ontembare hardnekkigheid van het antagonisme en de voortdurende herschepping van een ruimte voor het Gemeenschappelijke is geweest, ondanks de agressieve privatisering die de afgelopen decennia is afgedwongen.
In de jaren negentig werd het theoretische veld bezet door twee verschillende soorten verbeelding: de eerste was die van het technofiele sociaal-darwinisme dat de onzichtbare hand van het liberale denken gelijkstelde aan de oneindige ontwikkeling van het Net: de ‘long boom’ van de Nieuwe Economie die triomfantelijk werd verkondigd door het tijdschrift Wired, terwijl de Nasdaq vrolijk explodeerde.
De tweede verbeelding was gebaseerd op het vooruitzicht van een botsing der beschavingen, en op het idee dat de Grote Geschiedenis van ideologische conflicten en revoluties voorbij was en dat de komende tijd voorbestemd zou zijn om de tijd van een Kleine Geschiedenis te worden, een geschiedenis van specifieke belangen, onbelangrijke conflicten en culturele regressie in de richting van een identitaire oorlog.
Negri en Hardt zijn erin geslaagd een moeilijke taak te volbrengen: het onderkennen van de progressieve en onomkeerbare trend van de mondialisering, maar tegelijkertijd het heropenen van de uitdaging van autonomie en revolte. Zo ontsloten ze een manier om te ontsnappen aan de valse maar met kracht opgedrongen keuze: ofwel instemmen met het mondiale kapitalisme of terugvallen in de richting van de nostalgie van de mislukte socialistische pogingen van de vorige eeuw. De trilogie van Negri en Hardt is erin geslaagd om de reden van de oppositie en van de zoektocht naar autonomie te verplaatsen, en dat is zo’n belangrijke prestatie dat elke andere opmerking een kleinigheid is.
Toch moet ik enkele opmerkingen maken over de filosofische en analytische kanten van deze boeken, die zijn verschenen in het eerste decennium van deze eeuw. Er moet iets gezegd worden over de structuur van de trilogie en het niet zo cryptische hegelianisme van zijn theoretische structuur. De opeenvolging is openlijk hegeliaans: het negatieve (Empire), de negatie van het negatieve (De menigte), en tenslotte, voorspelbaar genoeg, de positieve synthese, het Gemeenschappelijke (Commonwealth). Naast de algemene structuur, die gezien zou kunnen worden als een ironisch maniërisme, is de analytische inhoud van de eerste twee boeken niet altijd overtuigend. Laten we eens nadenken over het begrip Empire. Dit concept vat niet echt de tendens van het eerste decennium van deze eeuw, eerder het tegendeel, denk ik.
In het laatste deel van de twintigste eeuw is de Amerikaanse macht steeds minder in staat gebleken om haar politieke wil en militaire dominantie op te leggen, terwijl ze ook instabiel was en in economische zin is afgenomen. Empire werd enkele jaren voor de verschijning ervan geschreven, in het Clinton-tijdperk, en is de beste conceptualisering van die conjunctuur. Het nieuwe landschap van de Bush-jaren (en ook van de Obama-jaren) is er echter een van achteruitgang en nederlagen, van Irak tot Afghanistan, om nog maar te zwijgen van de rampzalige puinhoop in Pakistan, de moeizame relatie met Rusland en het gebrek aan autonomie tegenover de Chinezen.
Het concept Empire is een poging om tot een integratie te komen van de politieke sfeer met het genetwerkte communicatiesysteem. Het internet wordt geconceptualiseerd als een omgeving, en niet alleen als een middel, en dit stelt Hardt en Negri in staat om de tekenen van de vorming van het semiokapitalisme te ontcijferen. Ze zien echter het ambigue karakter van het netwerk niet, de pathologie die van invloed is op de subjectiviteit die een netwerk wordt. Het begrip Empire wordt niet alleen in geopolitieke en militaire termen geïnterpreteerd, maar verwijst ook naar de potentie van het netwerk, niet langer beperkt door nationale grenzen en identiteit. Het begrip Empire omvat in dit boek de nieuwe kracht van het netwerk als machtsstructuur en de mogelijkheid tot bevrijding. Wat belangrijk is in Empire is de verandering van de politieke houding, die niet langer wordt gekenmerkt door een gevoel van nederlaag en historisch bedrog, maar door een nuchter begrip van een nieuwe fase in de geschiedenis van sociale conflicten.
Het tweede boek, De menigte, heeft mij altijd een mislukte poging geleken om het subject een andere naam te geven, na de verzwakking van de industriële beroepsbevolking en de ontbinding van de arbeidersklasse die volgde op de mondialisering en de precarisering van de jaren negentig. Dit concept is niet voldoende om het proces van subjectivering op te bouwen dat we nodig hebben in de nieuwe sfeer van het mondiale kapitalisme. De notie van de menigte, in zijn spinozistische herkomst, verwijst naar de onmogelijkheid van de macht om de grenzeloze energieën van het sociale leven te onderwerpen aan haar overheersing.
Dit is natuurlijk belangrijk, maar zegt niets (of te weinig) over de kwaliteit, het bewustzijn en de bedoelingen van de menigte, in het bijzonder over haar mogelijkheid van autonomie ten opzichte van de kapitalistische overheersing. De duistere kant van de menigte wordt vergeten in de Hardt-Negri-formule. Depressie, paniek en zelfmoord zijn kenmerkend geweest voor de fenomenologie van het leven van de eerste ‘connectieve’ generatie (tot nu toe) en het concept van ‘de menigte’ gaat niet in op deze duistere kant, die essentieel is als we een verbeelding willen vinden voor de bewegingen die komen gaan.
In het derde boek, Commonwealth, hebben Negri en Hardt op overtuigende wijze een nieuwe kritiek op eigendom voorgesteld, gebaseerd op de grenzeloze expansie van de productieve energie van het algemene intellect in het netwerk, naast een nieuw idee van het gemeenschappelijke als de ruimte van een onophoudelijke dynamiek van uitvinding, creatie, liberalisering, privatisering, uitholling, opnieuw uitvinden, enzovoorts. Kennis is de essentiële ruimte van de commonwealth, vooral in het tijdperk van het net. En het kapitalisme is steeds minder geneigd om de uitbreiding van het kennispotentieel in semiotiek te vertalen. In die zin is het derde boek van de trilogie, Commonwealth, een goede inleiding tot de beweging die we aan de horizon zien: de beweging van kennis tegen het financiële kapitalisme of, beter gezegd, de beweging van kennisopbouwende autonomie ten opzichte van het financiële kapitalisme.
Vertaling: Menno Grootveld